Geschiedenis

Geschiedenis

Das Haus von Moses heeft een bijzondere geschiedenis. Het dankt zijn naam aan een vroegere eigenaar (bewoner van 1951 tot 1968), een kunstverzamelaar en reparateur van antiek, die vanwege zijn uiterlijk wijd en zijd in de omtrek bekend stond als Moses. Tot op de dag van vandaag kunt u ‘binnen wandelafstand’ met succes aan lokale bewoners de weg vragen naar “Das Haus von Moses”.
Het huis wordt op 18 mei 1897 ingeschreven in het ‘Livre Foncier’ van Reuland als article 405, door Kaspar Ennesch, zijn vrouw Margaretha en hun drie dochters Magdalena, Katharina en Margaretha. Allen wonende in Ouren. De heer Kaspar Ennesch overlijdt 12 november 1907 en zijn erfenis gaat voor één kwart naar zijn weduwe Margaretha en voor driekwart naar zijn drie dochters. De weduwe Margaretha overlijdt op 20 oktober 1913. Van de drie dochters trouwt alleen Margaretha. Deze Margaretha Ennesch, als weduwe Koop, overlijdt op 16 mei 1945. De erven behoren in gelijke delen toe aan de zes kinderen Koop,1: Margaretha (echtgenoot Milbert), 2: Peter, 3: Maria (echtgenoot Schweigen), 4: Anna-Maria (echtgenoot Roth), 5: Maria-Magdalena (echtgenoot Fondu), 6: Matthias.
Matthias Koop overlijdt 30 mei 1945. Zijn erfdeel valt toe voor de helft plus vruchtgebruik aan zijn weduwe Elisabeth Hansen en voor de rest aan zijn twee kinderen Johann en Anna Koop. Kennelijk werd het daarna te ingewikkeld want op 14 december 1951 vindt op verzoek van de familie Koop een openbare verkoop plaats en wordt alles gekocht door Alphons Bernard Charles Henri Franke, vrijgezel, oud-tekenleraar, 69 jaar oud, Nederlander, zonder beroep. Heer Franke, vrijgezel, reparateur van antiek, wijd en zijd in de omtrek bekend als Mozes vanwege zijn stok en zijn grote baard, heeft het huis zijn huidige vorm gegeven. Als verzamelaar van antiek had hij behoefte aan een grote, goed verlichte zaal om zijn bezittingen, waaronder vooral zijn meesterlijke kopie van een ‘graflegging Jesu’ van een onbekende 15e eeuwse meester, goed tot zijn recht te laten komen. Hij bouwt daarvoor ‘het nieuwe deel’ van het huis, bestaande uit de grote woonkamer met de zolder erboven en het deel waar nu de badkamers zijn. De grote trap aan de achterzijde van het huis herinnert nog aan de visie die Mozes had om ooit veel mensen daar te ontvangen. Ook de beerput die Mozes daar liet aanleggen was duidelijk bedoeld voor veelvuldig gebruik.
In de streek doen talloze verhalen de ronde over ‘Moses’. Zo zou zijn bed op een doodskist lijken waarbij hij ’s nachts het deksel dicht deed. Ook zou het er ’s nachts spoken. Mozes had geen beschikking over gemotoriseerd vervoer en hij liep met zijn staf grote afstanden. Bestellingen werden steevast afgeleverd bij zijn huis, waardoor de naam “Das Haus von Moses” gestalte kreeg.
Op 4 mei 1968 verkoopt Mozes het huis aan Frans en Catrien Brons, en verlaat Ouren – al zijn bezittingen tot en met kleinste stukje hout meenemend. Hij gaat in Waalre (NL) wonen, dicht bij een nicht waar hij veel contact mee heeft – zijn grote angst is in eenzaamheid te sterven en dagenlang onopgemerkt dood in bed te zullen liggen. Toen Mozes Ouren verliet was hij 86 jaar. Hij heeft nog een aantal jaren in Waalre gewoond en is op 10 november 1974 overleden, 92 jaar oud.
Frans en Catrien kochten het huis om te dienen als verlofhuis voor hun familie tijdens hun verblijf in de tropen. Aan dat doel heeft het voortreffelijk voldaan. Jaarlijks brachten zij er hun verlof door, familie en vrienden ontvangend. Ook werd het ter beschikking gesteld aan familie, bekenden, familie van familie en bekenden van bekenden. De vrienden Max en Suzan Jonker en buurman Peter Schmitz pasten op het huis.Met kleine stapjes en kleine projectjes werd voortdurend geklust, opgeknapt, verbeterd, en onder-houden. Bij vertrek had Mozes zijn visie voor het huis maar ten dele ten uitvoer kunnen brengen. Zo had het huis in 1968 geen gasaansluiting, drie kolenkachels, één kraan, zeer beperkt electriciteit, uiteraard geen telefoon of tv (die had niemand in het dorp), geen keuken, geen wc, geen douche, geen terras en geen isolatie. Op wat nu de slaapzolder is kon je de dakpannen zien. Aan de kop van het huis stond nog een bouwvallige paardenstal, die half op de huidige oprit stond. Frans zorgde de eerste jaren met hulp van diverse handige vrienden en bij tijd en wijle aannemer Beckers voor de noodzakelijke aanpassingen. Electra, water, pleisteren van de buitenkant, nieuwe dakpannen, twee eenvoudige badkamers. Catrien kreeg handigheid in het aanbrengen van veel behang, wat de kruimelige leemachtige pleisterlaag aan de binnenmuren nog enigszins bij elkaar hield.
Ouren was in die tijd het einde van de wereld. Regelmatig raakte het ’s winters van de buitenwereld afgesloten – een vergeten en verwaarloosd hoekje van België, waarvan de inwoners de laatste 100 jaar meerdere malen van nationaliteit waren veranderd: Belgisch – Duits – Belgisch – weer Duits en nu weer Belgisch. De inwoners waren als grensbewoners omzichtig in de omgang, gewend met gevoeligheden om te gaan. Er was een eigen schooltje, drie winkeltjes, een eigen pastoor, maar geen openbaar vervoer.
In de tweede Wereld Oorlog was er, vooral in de streek tussen St. Vith en Ouren, tijdens het Ardennen offensief, vreselijk gevochten. Ook in dit huis waren de kogelgaten nog aanwijsbaar. Er staat nog een huis waar dat nog steeds het geval is. Bij de ouderen in de streek is het niet moeilijk het gesprek op de oorlog te brengen – een ieder heeft dan zijn eigen verhaal. Inmiddels is de buurtschap Peterskirche – dat is het gedeelte van Ouren aan onze kant van de Our, rondom het kerkje (Peterskirche), beschermd dorpsgezicht geworden. Na de definitieve terugkeer van Frans en Catrien naar Nederland verloor het huis geleidelijk aan zijn betekenis als verlof/vakantie huis om in plaats daarvan te worden een reüniehuis. Voor kinderen Jeroen en Rozemarijn bleef het min of meer het ‘ouderlijk’ huis, een vast punt in een veranderlijke wereld.
Bij het ‘klussen en knutselen’ werden Frans en Catrien intensief ter zijde gestaan door Cor en Cato Jonker, die na eenmaal gehuurd te hebben hun hart aan Ouren hadden verpand. Vele jaren lang gingen Cor en Cato met spullen, gereedschappen en veel liefde naar Ouren om een en ander aan te pakken. Bij Cor’s begrafenis in 2006 wordt veel gespeecht, en daarin wordt ook zijn liefde voor Ouren warmhartig gememoreerd. ‘Das Haus von Moses’ kreeg in de loop van de jaren een trouwe schare vrienden en fans, die trouw blijft en inmiddels de tweede en soms zelfs al de derde generatie heeft bereikt. Ouren en omgeving heeft zich natuurlijk ook ontwikkeld – al blijft het – zoals omschreven in het ANWB boekje over de Belgische Ardennen en het Ourdal – “een geval apart”. Ouren en “Das Haus von Moses” blijft het heerlijke rustige oord waar vanuit de voordeur kan worden gewandeld, of in weldadige rust op het terras kan worden gezeten, waar gedachten de vrije loop kunnen krijgen, waar kinderen ruimte hebben om te spelen en hun fantasie uit te leven binnen en buitenshuis.
In april 2000 wordt Das Haus von Moses aan Jeroen overgedragen, het wordt zijn ouders allemaal een beetje veel. Hij ging – ook weer met hulp van diverse vrienden – verder met het aanbrengen van noodzakelijke en geliefde verbeteringen. Zo kwam er een grote gaskachel in de ‘grote zaal’, kregen de badkamers een flinke opknapbeurt en werden diverse slaapkamers opgeknapt. Ook in de familie Jonker wordt de tweede en derde generatie bereikt. Ron en Hans helpen regelmatig met kleine en grote klussen die soms gerust ‘professioneel’ genoemd mogen worden.
In maart 2001 overlijdt buurman Peter Schmitz, een – naar lokale omstandigheden excentrieke – boer, die zowel Moses als de Brons familie met al hun aanhang beschouwde als een interessant luik naar een andere wereld. Voor vele frequente bewoners is ‘Das Haus Von Moses’ dat ook: een luik naar een andere wereld. Vele liefdes zijn er ontstaan of (weer) opgebloeid, vele verhalen verteld bij het kampvuur, vele jachtige levens tot rust gebracht, vele inspirerende ideeën geboren. Het dorpje Ouren blijft voor velen een terugkerende ervaring van verlangde eenvoud en tijdloze schoonheid.